Op een gegeven moment kan blijken dat de minnelijke manier om uw schulden op te lossen dreigt te mislukken omdat een of twee schuldeisers niet mee willen werken aan de voorstellen die hen gedaan zijn.
Als het redelijke voorstellen zijn en men daarmee dus de weg afsnijdt naar de andere schuldeisers om er onderling goed uit te komen kan de schuldhulpverlenende instantie die uw minnelijk traject uitvoert besluiten deze weigering door een rechter te laten toetsen middels een zogeheten dwangakkoord zoals in de wet vastgelegd artikel 287a lid 1 Titel III van de faillissementswet.
De rechter kan dan besluiten dat het weigeren niet redelijk is ten opzichte van de overige schuldeisers en daarmee dus de schuldeisers die weigeren middels dit dwangakkoord dwingen mee te werken aan de minnelijke regeling.
Gaat de rechter niet mee in het verzoek om een dwangakkoord toe te staan dan zou daarmee dus formeel de minnelijk regeling beschouwd worden als zijnde mislukt en rest u enkel nog een aanvraag WSNP .
Om hier niet een hele tijd tussen te laten zitten gaat een verzoek tot dwangakkoord altijd gepaard met een aanvraag of verzoek tot toelating WSNP .
